Héloïse en Abélard

door Antonin Artaud

Het leven dat voor hem lag, werd klein. Hele delen van zijn hersenen waren aan het wegrotten. Het fenomeen was bekend, maar ja, het was niet eenvoudig. Abelard gaf zijn toestand niet weer als een ontdekking, maar toch schreef hij:

Beste vriend,

Ik ben een reus. Kan ik het helpen dat ik zo’n topper ben waarvan de hoogste masten borsten voor zeilen nemen, terwijl de vrouwen het gevoel hebben dat hun geslacht zo hard wordt als grint? Kan ik verhinderen dat ik al die eieren onder de jurken voel rollen en schommelen naar gelang het uur en de stemming? Het leven komt en gaat en sleept zich beetje bij beetje over het borstenplaveisel. Van de ene minuut op de andere verandert de wereld van aanzien. Rond de vingers zijn de zielen gewikkeld met hun mica scheurtjes, en tussen de mica door passeert Abelard, want bovenal is er de erosie der geest.

Alle dode mannenmonden lachen hoe ’t gebit hen gebiedt, met een maagdelijke tandenrij of met honger beslagen en bezaaid met viezigheid zoals het harnas van de geest van Abelard.

Maar hier valt Abelard stil. Alleen de oesofagus doet het nog in hem. Niet de eetlust van het verticale kanaal, met zijn passie voor hongersnood, maar de prachtige rechte boom van zilver met zijn vertakkingen van aders voorzien voor de lucht, met vogelbladeren eromheen. Kortom, het louter vegetale frommelleven waarbij de benen vanzelf hun mechanieken stappen doen, en de gedachten varen als hoog gevouwen zeilboten. Doorgang der lichamen.

De mummiegeest wikkelt zich af. Het hoog geblinddoekte leven steekt zijn kop op. Is dit dan de grote dooi? Zal de vogel de tongmondingen doet barsten, zullen borsten zich vertakken en komt het kleine mondje weer op zijn plek? Zal de pittenboom met zijn hand ’t verbeend graniet doorboren? Ja, in mijn hand zit een roos, die mijn tong zomaar draait. Oh, oh, oh! hoe licht is mijn denken. Mijn geest is zo slank als een hand.

Maar Héloise heeft ook benen. Het beste eraan is dat ze benen heeft. Ze heeft ook dat zeevaart sextant-ding, waaromheen alle magie draait en graast, dat ding als een liggend zwaard.

Maar bovenal: Héloise heeft een hart. Een prachtig recht hart en helemaal in in takken, uitgerekt, versteven, rauw, door mij gevlochten, weelderig genot, catalepsie van mijn vreugde!

Ze heeft handen die hun kraakbeenboeken in honing wikkelen. Ze heeft borsten van rauw vlees, zo klein, de druk ervan maakt waanzinnig; ze heeft borsten in doolhof van draad. Ze heeft een gedachte die helemaal de mijne is, een insinuerende, verdraaide gedachte die zich uitspint als uit een cocon. Ze heeft een ziel.

In haar gedachten ben ik de lopende naald en het is haar ziel die de naald accepteert en toelaat, en ik ben beter, ik, in mijn naald-zijn dan alle anderen in hun bed, want in mijn bed rol ik de gedachten en de naald in de welvingen van haar slapende cocon.

En langs de draad van deze grenzeloze liefde, dit universeel uitspansel van liefde, is het altijd naar haar dat ik terugkom. En in mijn handen groeien kraters, groeien doolhofborsten, groeien explosieve liefdes die mijn leven buitmaken op mijn slaap.

Maar door welke trance, door welk verrijzen, door welke opeenvolgende verschuivingen komt hij tot dit idee van het genot van zijn geest. Het is een feit dat hij, Abelard, op dit moment geniet van zijn geest. Hij geniet er met volle teugen van. Hij denkt niet meer aan zichzelf, noch aan rechts, noch aan links. Hij is er. Alles wat in hem gebeurt is van hem. En in hem, op dit moment, gebeuren er dingen. Dingen waardoor hij niet zelf hoeft te zoeken. Dat is het grote punt. Hij hoeft zijn atomen niet meer te stabiliseren. Ze voegen zich vanzelf bij elkaar, ze zetten zichzelf in lijn. Zijn hele geest is gereduceerd tot een reeks van stijgingen en dalingen, maar met in het midden steeds een afdaling. Hij hééft dingen.

Zijn gedachten zijn mooie bladeren, platte oppervlakken, opeenvolgingen van knooppunten, agglomeraties van contacten waartussen zijn intelligentie moeiteloos doorglipt: ze gaat. Want dat is wat intelligentie is: zich omzeilen. De kwestie stelt zich niet langer om fijn te zijn of slank, om van ver samen te komen, om te omhelzen, af te wijzen, los te laten.

Hij glipt tussen zijn staten door.

Hij leeft. En de dingen draaien in hem als granen in een korenwan.

De kwestie van de liefde is eenvoudig.

Wat maakt het uit of hij minder of meer is, want hij kan zich opwinden, zich ontglippen, evolueren, zichzelf terugvinden en komen bovendrijven.

Hij heeft het spel der liefde herontdekt.

Maar zoveel boeken tussen zijn gedachten en de droom!

Zoveel verlies. En ondertussen, wat deed hij met zijn hart? Het is een wonder dat er hem nog wat hart rest.

Hij is er. Hij is er als een levende medaille, als een verbeende heester van metaal.

Ziehier de hoofdknoop.

En Héloise, zij heeft een jurk, zij is mooi van voren en van achteren.

Dan voelt hij de vervoering van de wortels, de massale, aardse verheffing, en zijn voet op het blok van de wentelende aarde voelt de massa van het firmament.
En Abélard, die als een dode man is geworden, Abélard voelt zijn skelet kraken, verglazen, en op het vibrerende toppunt, op de kim van zijn inspanning schreeuwt hij het uit:
“Hier wordt God verkocht, aan mij nu de vlakte van de geslachten, de galetten van het vlees. Geen vergeving, ik vraag niet om vergeving. Uw God is niets meer dan een koude kogel, ledematenmest, bordeel van de ogen, buikmaagd, hemelmelkerij! »

Aldus verheft zich de hemelmelkerij. Misselijkheid overvalt hem.

Het vlees in hem maalt het schubbenslib rond, hij voelt het harde haar, zijn afgesneden buik, hij voelt zijn staart die vloeibaar wordt. De nacht rijst op bezaaid met naalden en ziedaar met een klap van de schaar knippen ZIJ hem de mannelijkheid af.

En daar vouwt Héloise haar jurk op en zij kleedt zich gans naakt uit. Haar schedel is wit en melkachtig, haar borsten loens, haar benen spichtig, haar tanden maken een papieren geluid. Ze is dom. En ja, dit is inderdaad de vrouw van Abélard de gecastreerde.


door Antonin Artaud
vertaald door NKdeE Vertaaldienst

Back to CONTENTS


tekstbron: ViLT 2020 - journal intime #132-134
opgenomen in WEEKBLADEN #44 - trisonore astrolabe
gebruikt in uitzending RK 2021-03-27
vertaling: HÉLOÏSE ET ABÉLARD vertaald door NKdeE Vertaaldienst

Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be

Ontdek onze CD-collectie
op BANDCAMP!