Nog nooit was april zo machtig wreed en fris, maar
hoe zwart niet en van vloedgolven vergeven is
mijn bol kristal, hoe duister niet en bloed-beklonterd
wat ik in de toekomst zweven zie. Net
nog, Oostakkers
bijna, in een fikse vaart voorbij het stort van Tienen, zag ik
een wolk vuilnis langs de half-beknepen buisschoorsteen der ovens
slierten. Een man liet loenzend vanonder zijn grijze fez
zijn hond de berm volschijten, maar geen
vogel wiekte
daar, buiten onze wielen die zich in het gekende treinverband
op de sporen dol draaiden, was het geheel stil buiten, daar.
Een menige nacht word ik aldus volumeloos door een
horde woestelingen nagezeten, enige wit-raastige
heksenteven
ook mengen zich daar meestal onder: het zijn de ikjes
denk ik, de anonieme zelfjes die ik bij waken de kant
opschoof of zelfgenoegzaam weigerde te zijn, zodat ik
nu weer net niet de trappen naar de uitgang der
dicht gedroomde
burcht zal halen. O Jerusalem! Spanje voert de anti-dopingwet
in, Big Brother voelt zich thuis in Groot-Brittannië. De
krant kliedert stuntelig een weids stilleven boven
een thumbnail van Pollock, iets dat veel te druk
oogt met enkele
verzopen paarden. Aandacht, aandacht: spoor-
wijziging. De trein op spoor 2 is niet de Intercity
naar Oostende maar het met slijmen bebaarde
zwarte muildier Inertia Kock vervoerende de
lang verwachte
slanke neusvleugels van La Sizzle richting uw perceptie
ten einde met de helderheid van hun Hergéëske Klare Lijn
uw blikken in hun meer schrikbarende glooiingen te lokken
uw monden aan hun holten te verrekken, u daar
waar de beaat
gebeierde bim-bam der duale ademhalingskanalen openstaat,
tot cirkelzang en recursieve lijnvolging te verleiden, U
te wiegen en met de verrukkelijkheid van heur philtrum u
het laatste aards besef te ontfutselen, u slaafs
slap te wiegen
en vervolgens met een droge knak de strot over te bijten.
Binnen vijftig jaar zijn alle populaties vis in onze oceanen
ingestort, maar als ik jou zie in dat roze t-shirt dan denk ik
ABN-AMRO: met U erbij kan ik de hele wereld minstens
vierenveertig
jaren langer naar de donder helpen. De liefde is
geen weegbaar deel van waar Tante Sizzle Tante
is, het is een woord dat uit haar boek is uitgebrand
en met de asse heeft haar hand ooit een aardse
hel getekend
waarbij vergeleken geen woord meer is omdat de taal
het opgeeft taal te zijn in het aanschijn van dergelijke
gruwel. Het is wetenschappelijk bewezen, Activia met
bifidus bacillen hechten zich in kleinteutige
flesjes plastic
aan uw ontvankelijk en van elke zin ontdane lippen vast
zodat u een seconde of twee het genot mag proeven
uzelven gezond te wanen in een onbestaand lichaam
vanachteren voortgedreven door een onbestaande
wind, theatraal
van schoonheden voorzien die u zelf niet in huis
zou halen, mocht u de keus hebben, naderhand,
tussen een herhaling idem ditto van de ellende
genaamd dit, uw leven, enerzijds
of anderzijds
een tijdje de natuurlijke weerstand van een steen.
Natuurlijk, je kan niet alles bij voorbaat plannen, ik
zit hier ook maar wat te stanzen bij alweer Kill Bill 2
op VT4, kom, laat ´s zien of ik de scènes
‘Acuna Boys’
en ‘where is Bill’ nog ken of Elle en I ,
want het is in dezen van kapitaal belang het reële
van de nonsens te kunnen scheiden, de identieke tijd
die immers niet dezelfde plaats beduidt, maar de plaats
gezien vanuit
een andere tijd, in een soortgelijke maat a.h.w., het identieke
los van ’t kapitaal dictaat verwant aan Lucretius’ clinamen * vs.
wat Pound usurus noemde, de reductie van Alles tot het Telbare
der gebruikswaarde, het nemen van het Ene als ene sluit
namelijk niet
de potentie uit, vervat in (bv. hieronder) perceptuele swerve-incentieven,
schuinsmarsjeerders in de lopende code, of, m.a.w.: waar
u slechts lijken ziet of van leven de afwezigheid, gebeurt het
misschien net, en dat waar u zo lillend mee loopt rond te zwaaien
eigenlijk het
afsterven is, de noodzakelijk neerwaartse declinatie
van het eens bevonkte. Het zal mij heden evenwel
net als u L. Caseis Immunitas wezen, het vooralsnog
volslagen onvindbare bestanddeel van die fameuze
yoghurtfabriek,
want nader tot u brengt dit alles de neusvleugels niet. Soit.
Tante, toen zij jonger was, en in het Tante zijn nog onervaren
had zich menigmaal verwond aan spiegels toen zij daar
haar eigen beeltenis aanschouwde: de klaarte van haar
neusomlijning
stak dusdanig helder uit het glas dat het was alsof er daar
geen glas was maar neus, een orgaan, hoogst verleidelijk van aard
en pas toen zij met zelfeigen lust-bezwangerd’ adem de plaats
op het glas bewasemde kon zij de grens bepalen waar
er wereld was
en waar glas. Er leek aldus een ideële las gelegd
tussen schijn en zijn, één kluwen rond haar reukorgaan
wier aanschijn bij derden zo dodelijk was dat niemand
het zien der aldus in klaarte omschreven lijnen
ervan langer
dan enkele tellen in leven kon laten. Bij haar zelf leidde
het bekijken ook al tot somtijds een kleine plas Tantebloed
onderaan een Tantevoet daar zij het liefkozen der eigen
lijnen pas goed bij het proeven van haar eigen
bloed kon laten.
Zo wrijft zich vaak ook een kleutervinger oude wonden open
die welhaast genezen waren, enkel uit nieuwsgierigheid
omdat de korst een warmer plaats lijkt te bedekken
die dichter lijkt bij ’t wezen van dat lijf te staan dat ons
is aangedaan.
Jean Delville, wiens visioenen angstvallig in de diepste
kelders der bankgebouwen geborgen blijven, de grooten Delville
die met gemak een Rops een Knopf of zelfs een Margritte
in roem zou evenaren mocht niet zijn werk,
zijn familie
ter wille, het voorwerp zijn van vele betwistingen, daar
zij daarmede de hoog oplopende rekeningen der psychiatrische
inrichtingen dienen te derven, waar zovele Delvilles
na een blik in d’ogen der meester en met gelijke genen belast
geborgen zijn
deze Jean is naar het schijnt de enige die het Sizzle-zien
overleefde, hoewel het nadien met hem nooit meer goed
kwam, zelfs niet toen hij zich in Schotland ging drukken
en aldaar aan de verzen van Burns, bv.
‘my heart’s not here’
een geheel eigen wending gaf, want zo zijn hart niet
in zijn borstkas lag omsloten, zo lag het evenmin
in de Highlands of waar dan ook want Sizzle had
hem in ruil voor dat ene ogenblik
een gat als hart
gegeven en leegte stromend leeg door lege aderen
zodat zijn arm en hand wel de begeerde lijnen Art Nouveau
kon leggen maar het leven dat hem restte heus volledig
was, meer letterlijk dan Vondel ons dat woord
verzonnen had.
(ill.: Jean Delville (1929) from https://www.revuedesdeuxmondes.fr/new-york/jean-delville-2/)
door NKdeE
tekstbron: ViLT 2007
opgenomen in WEEKBLADEN #45 - roekeloos geniale spuiter
Stuur uw bijdragen (enkel tekst aub, geen prentjes) voor de WEEKBLADEN naar weekbladen@radioklebnikov.be